‘Dat vind ik nog steeds het aller- allermooiste! Dat een kind zelf regie in handen krijgt’
Arine Vlieger
Kinderarts en hypnotherapeut in het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein. Geeft les in medische hypnose en is mede eigenaar van het bedrijf ‘Skills4Comfort’ dat trainingen verzorgt in hypnoseoefeningen en hypnotisch taalgebruik voor zorgprofessionals.
Toen ik vijf was wist ik al dat ik dokter wilde worden. Je had een serie op tv, ‘Floris’. Zijn maatje heette Sindala en die kon van alles, onder andere mensen beter maken. Al mijn vriendjes wilde Floris zijn, maar ik wilde zijn zoals Sindala! Dat was mijn grote held. Die keuze is eigenlijk nooit meer veranderd.
Oorspronkelijk dacht ik dat ik niet geschikt zou zijn voor kinderarts. Ik dacht dat dat meer iets was voor lieve, aardige meisjes en zo zag ik mijzelf niet, ik was stoerder, maar tijdens mijn coschappen op de kinderafdeling voelde ik ineens; ‘hier hoor ik thuis.’
Ik begon in het Wilhelmina kinderziekenhuis aan de opleiding tot kinderimmunoloog en het viel mij op dat emoties van kinderen veel invloed hadden op hun ziekte. Zo kwam er een jongen langs die na het overlijden van zijn oma een opvlamming had van zijn reuma. Iedereen in die spreekkamer had wel door dat dat van invloed was, maar we gingen aan de slag met medicijnen. Dat voelde voor mij zó… zo tegennatuurlijk.
Toen ben ik mij gaan verdiepen in hoe je emoties en gedachten van kinderen kan gebruiken om een ziekte op een positieve manier te beïnvloeden en kwam ik uit bij hypnose. Ik kwam in contact met een psychologe in Canada die hierin trainingen gaf en uiteindelijk ben ik in de VS opgeleid in kinderhypnose. Dat gaf hetzelfde gevoel van thuiskomen als bij mijn keuze voor kinderarts. Zo’n diep gevoel van; ‘dit klopt.’
Je leert kinderen dat ze door het toepassen van hypnose controle kunnen krijgen over hun lichaam. Ze kunnen het dus zelf doen. Dat vind ik nog steeds het aller- allermooiste! Dat zo’n kind niet weer is overgeleverd aan dokters, maar zelf regie in handen krijgt.
Met hypnose geef je suggesties die gericht zijn op het bereiken van een bepaald doel. Dat doe je terwijl iemand in een lichte staat van trance is. Die trance is niet veel meer dan wat je ervaart als je in de bioscoop zit: je vergeet even waar je bent en gaat helemaal op in een beeld. In die staat van zijn geef je suggesties voor bijvoorbeeld een gezonde buik, gezonde longen, voor meer zelfvertrouwen, afhankelijk van het doel dat het kind wil bereiken.
Ik weet nog een jongen die veel last had van de bijwerkingen van zijn medicatie. Toen heb ik hem de suggestie gegeven dat ie zich moest voorstellen dat het medicijn alleen naar zijn hart toeging, want daar was het voor bedoeld, en dat de rest van zijn lichaam gevuld zou worden met gezonde energie. Dat moest hij zich iedere dag voorstellen op het moment dat hij zijn pil innam. Het werd een heel ander kind. In één sessie!
‘Met hypnose geef je suggesties die gericht zijn op het bereiken van een bepaald doel.’
Hypnotische suggesties werken door de herhaling. Zeker! Kijk, iedereen is al heel goed in negatieve zelfhypnose. Mensen herhalen eindeloos: ‘Ik ben zóooo moe, of ik krijg áltijd buikpijn, hoofdpijn, nekpijn als ik dit of dat doe; ik ben nou eenmaal zo.’ Kinderen kun je leren dat je ook kunt kiezen om andere dingen tegen jezelf te zeggen, en dat je lijf daarop reageert.
Kinderen vinden dat fantastisch! Nou ja, er zijn er ook altijd waarbij het niet aanslaat of die hun klacht niet willen loslaten… Ik weet nog dat een collega van mij een kind met buikpijn had – het kind gaf de pijn een 9 – en dat zij vroeg; ‘Hoe ver zullen we dat cijfer terugdraaien op een schaal van 0 tot 10?’ En toen zei die jongen: ‘Nou, doe maar naar een 2, want anders moet ik weer naar zwemles.’ Hij gebruikte zijn buikpijn voor het vermijden van de zwemles, haha.
Het is dan natuurlijk van belang om te achterhalen waarom zo’n kind niet naar zwemles wil. Wordt hij daar gepest? Als dat niet boven water komt, zal de buikpijn niet over gaan.
In die begintijd heb ik ook veel kinderen met bedplassen behandeld. Die kwamen dan binnen met: mama zegt dat ik zo’n diepe slaper ben, of papa plaste ook tot z’n veertiende in z’n bed. Die kinderen waren al helemaal geprogrammeerd van; dit bedplassen is nou eenmaal wat ik doe. Ik zei dan: ‘Overdag plas je toch ook niet in je broek? Nu gaan we dat enige momentje in de nacht ook voor elkaar krijgen.’ Zo begin ik meestal, met vertrouwen geven dat het mogelijk is om er vanaf te komen.
Er waren dan kinderen die zeiden: ‘Ja maar s ‘nachts slaap ik, dus dan kan ik niet weten dat ik moet plassen.’ En dan vroeg ik: ‘Ben je ooit wel eens uit je bed gevallen? Nee, nog nooit. Oké. Maar lig je dan de hele nacht doodstil in bed? Nee, dat ook niet. Dus je beweegt wel en tòch val je niet uit bed. Weet je hoe dat komt? Dat komt omdat een deel van je hersenen wel degelijk wakker is. Dat deel zorgt ervoor dat je niet uit bed rolt en datzelfde deel gaan we nu vragen om er goed op te letten dat het jou wakker maakt als je blaas vol is.’ Vervolgens gaf ik ze daar een oefening voor mee.
Er zijn veel verschillende technieken en oefeningen voor dit soort problemen. Per kind kijk ik wat er aanslaat. Ik laat een kind, in een staat van hypnose, zich bijvoorbeeld voorstellen dat hij de baas is over zijn blaas. Die oefening neem ik op op zijn telefoon (of die van de ouders) en ik vraag hem daar elke avond naar te luisteren.
‘Ik leg uit dat emoties niet bedoeld zijn om binnen te houden, dat dat helemaal niet zo bedacht is.’
Vaak zitten er emoties onder lichamelijke problematiek: angst, verdriet, onzekerheid, noem het allemaal maar op. Ik leg uit dat emoties niet bedoeld zijn om binnen te houden, dat dat helemaal niet zo bedacht is. Samen met het kind ga ik op zoek naar manieren om emoties los te laten zodat het weer gaat stromen. En dan merken ze dat ze door emoties te uiten bijvoorbeeld minder last hebben van hun buik.
Kijk, ieder kind heeft wel eens last van stress en dat heeft altijd invloed op het lijf. Alleen is het ene kind daar gevoeliger voor dan het andere. Van de ziekte van Crohn weten we bijvoorbeeld dat deze verergert onder invloed van stress. Dus ja, het is een lichamelijke ziekte, maar psychische klachten kunnen de ziekte enorm verergeren. Ik word er dan ook altijd heel chagrijnig van als professionals het hebben over een tweesporenbeleid.
Bij een tweesporenbeleid kijkt een arts of het lichamelijk is en ondertussen zet ie ook alvast de begeleiding in bij een psycholoog voor het geval het toch niet lichamelijk is. Dat suggereert een enorme discrepantie tussen lichaam en geest en die is er helemaal niet! Dat is echt een oude manier van denken. Het bio-psycho-sociale model is veel beter. Dat geeft aan: zowel lichamelijke, als psychische, als sociale factoren spelen bij je klacht een rol. Het is dus een combinatie van dingen.
‘De irritatie van ouders en kinderen over dat het allemaal 'tussen de oren' zou zitten is terecht.’
Zo gaat het bij het prikkelbare darmsyndroom om: stress, emoties, genetische invloeden, karakter, maar ook teveel antibioticakuren kunnen een rol spelen. De irritatie van ouders en kinderen over dat het allemaal ‘tussen de oren’ zou zitten is terecht. Alsof zo’n kind de pijn zou verzinnen! Ik zeg dan bijvoorbeeld: ‘Nee, het is bij jou begonnen na een ernstige buikgriep. Dat was de trigger. En jouw gevoelige karakter zorgt er nu mede voor dat je nog steeds buikklachten hebt.’ Gevoelige kinderen, gevoelige darmen, zeg ik altijd.
In 2005 hebben we een studie opgezet waarbij de helft van de kinderen met het prikkelbare darmsyndroom door een kinderarts werden behandeld en de andere helft zes keer naar een hypnotherapeut ging. Bij de kinderarts werden medicijnen voorgeschreven en waren er gesprekken. Bij de hypnotherapeut kregen ze alleen hypnose oefeningen.
Het bleek dat die laatste groep het vele malen beter had gedaan dan de kinderen die door de kinderarts waren behandeld. 85% van de kinderen die bij de hypnotherapeut waren geweest, was beter versus 25% van de kinderen die door een kinderarts waren behandeld. Onze studieresultaten werden in 2007 gepubliceerd en die waren dus heel overtuigend.
Door die studie gingen artsen zich meer voor hypnose openstellen. Ze stuurden af en toe een kind door naar een hypnotherapeut, er moest vertrouwen opgebouwd worden. En nu is medische hypnose een breed ingezette tool geworden.
‘Als ik over emoties praat, val ik graag terug op uitdrukkingen uit onze taal.’
Een belangrijk onderdeel van hypnose zijn die suggesties. Dit noem je ook wel; suggestief taalgebruik. Ik denk dat het nuttig zou zijn als iedere huisarts in de spreekkamer suggestief taalgebruik zou gebruiken. Bij het voorschrijven van medicatie kun je bijvoorbeeld zeggen: ‘Nou, ik hoop dat dit wat voor u gaat doen’, maar je kan ook zeggen: ‘Ik ben benieuwd hoe snel deze nieuwe pillen effect gaan hebben.’ Bij het eerste antwoord geef je aan dat je helemaal niet weet of er überhaupt effect gaat komen, bij het tweede suggereer je dat er sowieso effect gaat komen, je weet alleen nog niet wanneer. Zo manage je als het ware de onbewuste verwachtingen van de patiënt.
Taal is sowieso een belangrijke ingang in ons vak. Onze taal zegt het vaak al. Kinderen die plotseling niet meer kunnen lopen zoals bij een conversiestoornis; ‘de grond is onder hun voeten weggezakt’, of ze zijn ‘verlamd van angst’.
Laatst deed ik een hypnoseoefening met een meisje met maagpijn. Ik liet haar een kijkje nemen in haar eigen maag. En toen zei ze: ‘Jeetje, ik zie allemaal knopen.’ Hoe mooi is dat! Want toen kon ik met haar een gesprek aangaan over dat we soms zo erg met iets zitten dat we er een knoop van in onze maag krijgen.
Als ik over emoties praat, val ik dus graag terug op uitdrukkingen uit onze taal. Zo vroeg ik aan een jongen die alsmaar aan het overgeven was en waar geen oorzaak voor gevonden werd: ‘Wat komt jou letterlijk de strot uit in je leven?’ Nou, daar had ie zo een antwoord op!
Natuurlijk kan het lastig voelen om dingen zo aan te kaarten. Het vraagt een bepaalde openheid en kwetsbaarheid. Maar er is in het algemeen wel ruimte om hierover te praten. Ik denk dat mensen best willen, maar dat dokters het nog een beetje spannend vinden.
Een ander voorbeeld is een huilbaby. Ik leg aan ouders met een huilbaby uit dat een kind op deze leeftijd nog een emotionele eenheid is met de ouders; ‘wat u voelt, voelt uw kind ook.’ Daarom vraag ik wel eens: ‘gôh, wie van jullie is er heel erg verdrietig? Want het zou kunnen dat uw kind het verdriet van u of van u beiden uit.’ Je kunt daar altijd een gesprek over aangaan. Ik heb nog nooit gehad dat ouders daar boos over werden.
Tip van Arine:
Bij onbegrepen klachten is er vaak sprake van onderliggende problematiek en die problemen liggen lang niet altijd bij het kind, maar vaak ook bij de ouders. Alleen kun je daar als arts weinig aan doen, ouders willen dat ook niet altijd. Wat je wel kan doen is zo’n kind sterker maken, zodat het beter opgewassen is tegen het ‘gedoe’ van thuis. Zo zijn er bijvoorbeeld goede hypnose oefeningen waarbij kinderen de zorgen over hun ouders eens even lekker van zich af kunnen laten glijden.
Het leven zal altijd dingen op je pad brengen die gewoon een beetje lastig zijn. Wat is er dan mooier om mee te geven hoe je daarmee om kan gaan?
MEER INFORMATIE