‘Ik vind het belangrijk dat mensen beseffen dat ze veel zelf kunnen doen aan hun gezondheid’

Karolien van den Brekel

Huisarts in Utrecht, co-auteur van het boek; ‘Handboek Positieve Gezondheid in de huisartspraktijk’, trainer en adviseur van het iPH; Institute for Positive Health. Het iPH verspreidt het gedachtengoed ‘Positieve Gezondheid’ in Nederland en sinds kort ook in het buitenland.

Ik kreeg als kind veel ruimte van mijn ouders, maar er moest wel gepresteerd worden. Dat zeiden ze niet zo direct, maar dat voelde je onder de regels door. Als ik dreigde te verliezen met tennis begon ik bijna te hyperventileren. En toen het er in vijf VWO naar uitzag dat ik bleef zitten, dacht ik: o jee, dat kan helemaal niet! Gelukkig had ik een fijne docent die mij echt zag en waarmee ik kon praten, want ik thuis durfde ik het niet zo gemakkelijk te zeggen als dingen niet goed gingen. Ik snap dus hoe belangrijk het is om gezien te worden in je zorgen, ook als je daarbij niet om aandacht schreeuwt.

‘Ik snap hoe belangrijk het is om gezien te worden in je zorgen, ook als je daarbij niet om aandacht schreeuwt.'

Met mijn eigen gezin heb ik 10 jaar in het buitenland gewoond. Dat kwam door de baan van mijn man, elke drie jaar ergens anders. Daar kreeg ik best veel commentaar op. Mensen zeiden: ‘Jeetje, je bent een gepromoveerd huisarts en dan ga je je man achterna naar Japan en daar kan je vervolgens niks!’ Maar ik hou van reizen en nieuwe mensen ontmoeten. Ik ging telkens weer op zoek naar wat ik wèl kon doen. Ik ben mijn eigen pad gaan volgen en heb in al die landen gewerkt. Veerkracht vinden in een nieuwe omgeving, dat is een rode draad in mijn leven.

Die jaren in het buitenland zijn essentieel gebleken voor mijn werk als huisarts en adviseur van het iPH (Institute for Positive Health). Ik zag dat het medische vak in veel landen min of meer hetzelfde was. Ziektes zijn overal dezelfde; suikerziekte is suikerziekte. Het verschil zit hem in hoe je met de ziekte omgaat. Oftewel; hoe je gezondheid benadert.

‘Zelf kijk ik graag een stapje verder; gôh, waarom heeft die persoon nou voorhoofdsholteontsteking?'

In Duitsland zijn ze bijvoorbeeld erg snel met het geven van medicatie. In Japan wordt er nauwelijks gecommuniceerd met een patiënt, dan krijg je de dokter twee minuten te zien en doe je vervolgens wat de dokter zegt. In Nederland leer je als huisarts standaarden: als je x voor je hebt, moet je a, b of c doen. Dat is de standaard voor bijvoorbeeld voorhoofdsholteontsteking en daar mag je eigenlijk niet van afwijken. Zelf kijk ik graag een stapje verder; gôh, waarom heeft die persoon nou voorhoofdsholteontsteking? Wat is hier aan de hand?

Gisteren nog, had ik een student op het spreekuur die vlak voor haar tandarts examen zat en daarover erg veel stress had. Ze had een oorontsteking en was ook bang dat ze Covid had. Ze wilde zich bij de GGD laten testen, maar kon niet op de uitslag wachten, want ze moest vandaag nog een patiënt zien voor haar examen van morgen. En als ze dat examen niet zou doen, had ze een jaar uitstel. Er zat dus een heel verhaal achter die oorontsteking. In plaats van haar antibiotica te geven, zoals ze vroeg, zijn we samen op zoek gegaan naar mogelijkheden. Uiteindelijk hebben we iets bedacht waardoor ze toch op een veilige manier die ene patiënt kon zien die nodig was voor haar examen. Ze was daar ontzettend blij mee. Antibiotica bleek niet meer nodig.

Dat doorvragen is voor mij een tweede natuur. Ik wil kijken wat die ander nodig heeft om zijn gezondheid te bevorderen. Dat is hoe ik dokter wil zijn. En in wezen denk ik dat iedere dokter dit nastreeft; een positieve gezondheid. Maar doordat we in een systeem zijn geperst wat vooral van ons vraagt om productie te draaien zijn we erg ziektegericht. We hebben het een beetje afgeleerd hoe we de gezondheid van mensen kunnen bevorderen.

‘ Ik gebruik het 'spinnenweb' dagelijks tijdens mijn spreekuur.'

‘Positieve Gezondheid’ is een manier van denken over en kijken naar gezondheid, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek van voormalig huisarts en onderzoeker Machteld Huber. Ze heeft daarvoor met haar team bijna duizend mensen gevraagd wat gezondheid voor hen betekent. Daar kwamen meer dan vijfhonderd verschillende indicatoren uit en die hebben ze gegroepeerd in zes hoofddimensies: Lichamelijk welbevinden, Mentaal welbevinden, Zingeving, Kwaliteit van leven, Meedoen en Dagelijks functioneren.

De lichamelijke en mentale dimensies, ja die vonden alle zorgverleners belangrijk voor een goede gezondheid. Maar zingeving en sociale participatie, hoorde dat wel bij gezondheid? Veel beleidsmakers en sommige behandelaars vonden van niet. Maar patiënten vonden al die zes leefgebieden even belangrijk. Er is toen besloten de patiënten te volgen en niet de beleidsmakers.

We kijken dus heel breed naar gezondheid: als je het over gezondheid hebt, heb je het over al die zes dimensies.

Die dimensies zijn uitgewerkt in een soort van ‘spinnenweb’. Mensen kunnen zichzelf per dimensie een rapportcijfer geven waardoor ze als in een spiegel zien hoe het écht met ze gaat. Als professional heb je hiermee een concrete tool in handen die inzichtelijk maakt waar voor de patiënt de verbeterpunten liggen. Daar kun je vervolgens in gesprek op aansluiten. Voor kinderen en jongeren hebben we ondertussen een aangepast ‘spinnenweb’ ontwikkeld.

Ik gebruik het ‘spinnenweb’ dagelijks tijdens mijn spreekuur. Als er iemand met een verzwikte enkel langskomt en die wil alleen de bevestiging dat het weer goed komt: ook prima. Maar soms moet je zelfs bij een verzwikte enkel doorvragen. Als je iets weet van de thuissituatie bijvoorbeeld.

Er zijn collega’s die zeggen, dat uitvragen, dat kan toch niet in die 10 minuten die we per patiënt hebben. En inderdaad, we hebben in Nederland ten aanzien van andere Europese landen heel weinig tijd per patiënt. Ja, in Japan is het nog erger. Maar die 10 minuten, dat is met de complexiteit van de zorg van nu eigenlijk niet meer van deze tijd.

Gelukkig zie ik hierin langzaam verschuiving; er worden andere contracten met verzekeraars afgesloten waardoor er meer tijd per patiënt ontstaat. Vaak heeft dit tot direct gevolg dat er minder doorverwijzingen naar het ziekenhuis zijn.

Ik vind het belangrijk dat mensen beseffen dat ze veel zelf kunnen doen aan hun gezondheid. Dat willen ze best, het is maar hoe je ze benadert. Als je bijvoorbeeld tegen iemand zegt: ‘Kom volgende week maar terug’, dan denkt zo iemand: ‘De dokter zal me volgende week wel verder helpen’ Maar als je zegt: ‘ Ik wil je graag terugzien en dit zijn de stappen die je zelf kan zetten‘ dan denkt zo iemand: Hé, dat kan ik dus zelf doen, daar heb ik de dokter kennelijk niet voor nodig!’ En er zal heus wel een klein groepje blijven die sterk afhankelijk blijft van de dokter, maar een hele grote groep ook niet.

Daarin heb je ook iets nodig in het anders opleiden van huisartsen. Dat is waar we vanuit ‘Positieve Gezondheid’ nu heel hard mee bezig zijn. We willen de artsen van de toekomst leren dat je naast vakkennis ook brede, gezondheidsgerichte mensenkennis nodig hebt. Zodat er meer zorg op maat geleverd kan worden en er minder doorverwijzingen naar medisch specialisten nodig zijn.

'Als er niks medisch wordt gevonden, dan neemt de ongerustheid bij de patiënt vanzelfsprekend toe.'

Als er niks medisch wordt gevonden en een klacht niet weggaat, dan neemt de ongerustheid bij de patiënt vanzelfsprekend toe. Mensen willen dan doorverwezen worden naar een specialist. Terwijl daar vaak het antwoord niet ligt.

Zo had ik een meisje van acht met suikerziekte die veel buikpijn had, maar deze buikpijn was niet gerelateerd aan haar ziekte. De kinderarts zei dat ze hier verder niets aan konden doen. Het meisje had zulke heftige buikpijn dat ze regelmatig niet naar school kon. De moeder wilde doorverwezen worden naar de maag-darm-lever arts. Ze maakte zich heel veel zorgen. Dat begreep ik goed.

Ik vroeg aan de moeder of ze ervoor open stond om samen breder naar de buikpijn van haar dochter te kijken? Dat wilde ze wel en toen hebben moeder en dochter thuis het ‘spinnenweb’ ingevuld, de kinderversie. Vervolgens kwamen ze terug op het spreekuur. Het meisje kwam als eerste binnen en riep: ‘Ik weet het al, hoor.’ Dus ik was nieuwsgierig: ‘Vertel!’ Toen bleek dat ze heel laag scoorde op de sociale dimensie. Ze had een insulinemeter en die moest vaak gecontroleerd worden. Dus ze kon niet bij vriendinnetjes blijven spelen.

Moeder had helemaal niet in de gaten gehad dat dit zo’n ding voor haar was. Vanwege die suikerziekte was ze heel beschermend naar haar dochter toe. Alleen de juffrouw van school wist hoe de insulinemeter werkte, verder niemand.

Toen heeft moeder enkele ouders van vriendinnetjes en een paar familieleden onderwezen in hoe om te gaan met de insulinemeter. Vanaf toen kon het meisje bij anderen spelen en zelfs bij een nichtje blijven logeren.

‘Het meisje heb ik nooit meer met buikpijn op het spreekuur gezien.'

Moeder heeft vervolgens contact gezocht met de GGZ praktijkondersteuner om te leren omgaan met de angsten die ze over haar dochter had. Het meisje heb ik nooit meer met buikpijn op het spreekuur gezien.

Het blijkt uit onderzoek dat als je iemand twee minuten laat vertellen je 80% van het verhaal gehoord hebt. Terwijl een dokter gemiddeld na 11 seconde iemand onderbreekt. Als je iemand dus langer zijn verhaal laat vertellen, dan hoor je andere dingen. Dan ontdek je veel meer over wat die ander werkelijk nodig heeft. Heel vaak geven we mensen iets wat ze vervolgens niet doen, omdat we niet goed genoeg geluisterd hebben naar hun verhaal en dan slaat het niet aan.

Bijvoorbeeld; iemand heeft maagpijn en je schrijft pillen voor en vervolgens haalt ie die pillen niet op. Of iemand heeft slaapproblemen en zegt: ‘Ik wil een slaaptablet’, daar zit natuurlijk altijd een verhaal achter. En dan kun je denken; ‘Daar heb ik geen zin in, daar heb ik geen tijd voor’, maar als je doorvraagt komen er altijd dingen naar boven. Dat iemand bijvoorbeeld zegt: ‘O ja, het is ook wel een beetje onrustig in mijn leven. Laat ik daarmee aan de slag gaan.’ Of je gaat samen op zoek naar de juiste hulp omdat er nog veel meer achter de slaapproblemen blijkt te zitten.

‘Het blijkt uit onderzoek dat als je iemand twee minuten laat vertellen je 80% van het verhaal gehoord hebt'

Niet dat het alles oplost. Het is geen trucje, maar ik zie wel grote voordelen aan werken vanuit ‘Positieve Gezondheid’. Mensen voelen zich meer gezien en gehoord, krijgen inzicht en overzicht. Huisartsen zitten niet meer aan het eind van het spectrum te werken en kunnen in een vroeg stadium iets doen waardoor ziektes soms voorkomen kunnen worden. Ja, ik heb het gevoel dat iedereen hier een stap mee vooruit komt.

Tip van Karolien:

Er zijn twee vragen waarmee ik als huisarts vaak een gesprek open: ‘Wat vind je belangrijk’ en ‘Waar hoop je op.’

Als iemand ergens last van heeft en je vraagt: ‘Waar hoop je op?’ dan kunnen daar hele verfrissende antwoorden uitkomen. Dat je denkt: ‘o, wat grappig, daar zou ik nooit aan gedacht hebben.’ Voorheen vulde ik toch vaak in; iemand zal wel gewoon van zijn pijn af willen, maar dat is vaak niet het enige of eerste wat van belang is. Zo kan bijvoorbeeld de angst om een baan te verliezen of het verlangen om weer van betekenis te zijn, veel meer voorop staan.

Positieve Gezondheid ondersteunt je om achter de intrinsieke motivatie van iemand te komen. Daar kan je als zorgverlener vervolgens op aansluiten.

MEER INFORMATIE

Deel het verhaal van

Karolien van den Breke