‘Doordat het overgeven niet stopte, dachten we dat er wel iets medisch aan de hand moest zijn!’

Uwanami

46 jaar | Communicatie adviseur, milieukundige.

Moeder van Mats (14) en Timo (12)

Mats is een slim, sociaal, communicatief en ook wel koppig kind dat van de ene op de andere dag begon met overgeven. In eerste instantie zoek je daar niet veel achter, buikgriepje denk je. Maar hij ging steeds vaker overgeven. Totdat het 25 keer per dag werd en hij op het laatst 10 kilo was afgevallen.

Ik had direct een vermoeden dat het met school te maken had. Zijn cijfers waren erg slecht en dat gaf hem veel stress. Mats wilde daar niks van weten. Hij zei dat het niets met school te maken had en bleef dat volhouden.

Camino de Santiago

Mats en zijn broertje zijn de helft van de week bij hun vader die hier om de hoek woont. We zijn gescheiden toen Mats zes was en hebben een goedlopend co-ouderschap. Toen de problemen begonnen vond zijn vader dat we het voor Mats vooral niet te leuk moesten maken, anders zou hij helemaal niet meer naar school willen. Bij zijn vader stonden dan ook strenge restricties op gamen en tv kijken. Ik zag dat anders. Hij zat echt niet voor zijn plezier thuis en als hij dan ook niet mocht gamen, had hij als het ware dubbel straf. Ik zag hoe hij leed onder het thuiszitten en niets doen.

Al vrij snel ben ik vanuit huis gaan werken. Gelukkig kon dat. Ik probeerde structuur aan te brengen in zijn dagelijkse eetpatroon, maar dit zorgde voor veel strijd tussen ons. Toch probeerde ik zoveel mogelijk te controleren: ‘Wat heb je gegeten vandaag? Om hoe laat? Heb je voldoende vocht binnen gekregen?’ Op een gegeven moment gaf ik hem om het kwartier een pipetje met 3 milliliter zoutoplossing. Meer dan die 3 milliliter kwam er meteen weer uit. Toen wisten we van gekkigheid niet meer hoe we het hadden thuis. We wisten het echt niet meer. Dus die ziekenhuisopname was een opluchting.

'Ik zag hoe hij leed onder het thuiszitten en niets doen.’

Omdat ik de stress over school wilde weghalen, vertelde ik Mats in het ziekenhuis al dat hij ‘gewoon’ kon blijven zitten en zeker niet van school af zou hoeven. Het leek namelijk of hij daar bang voor was. Mats besloot toen vrij snel dat hij niet meer wilde proberen om dit schooljaar te halen. Voor mijn gevoel hadden we daarmee de factor ‘stress door school’ getackeld, maar het overgeven stopte niet. School ondernam overigens geen enkel initiatief om met Mats of ons contact op te nemen. Geen telefoontje van de mentor, geen vragen, niets. We meldden hem ziek en dat was het dan.

Doordat het overgeven niet stopte, dachten we dat er wel iets medisch aan de hand moest zijn!
Omdat Mats bijvoorbeeld heel sterk reageerde op noedels, vroegen we aan de arts: ‘Vertel eens, hoe zit dat precies met voedselallergieën?’ Daar wilde we dan alles over weten. Mats hebben we dingen gevraagd als: ‘Ben je misschien misbruikt of heb je iets heftigs gezien?’ Maar dit was gelukkig allemaal niet het geval.

De kinderarts zei: ‘Het is Cyclisch Braken’ en we werden doorverwezen naar een MDL-specialist. Dat was inhoudelijk een hele goede arts, maar in menselijk contact wat minder. Hij kwam dan gehaast bij Mats langs en zei: ‘Het gaat goed, toch?’ Dat had hij dan al in het rapport van de zusters gelezen en werd zo alvast voor Mats ingevuld. Plus natuurlijk het feit dat we al honderd keer gezegd hadden dat Mats niet misselijk was, terwijl dat toch het belangrijkste kenmerk van Cyclisch Braken is. Met die informatie werd schijnbaar niets gedaan. Dan kwam er weer iemand naast zijn bed staan die zei: ‘Jij bent misselijk, toch?’ Mats reageerde al niet eens meer.

'We hadden al honderd keer gezegd dat Mats niet misselijk was. Met die informatie werd schijnbaar niets gedaan.’

 

Dokter Luuk maakte wel verbinding. Die maakte eerst een amicaal praatje en legde daarbij een hand op Mats zijn been. Ik schrok daarvan; ‘dat mag niet’, dacht ik, maar Mats viel het niet eens op en ik zag hoe goed het was voor het contact. Hij zei: ‘Ik zie hier een jongen die niet in het plaatje van Cyclisch Braken past.’ Dat klopte ook.

Met de medisch psychologe die vervolgens aan hem werd gekoppeld had hij geen klik, dat zag ik meteen. Ze had een heel theoretisch en methodisch verhaal. De boodschap daarvan kwam erop neer dat, als je het verhaal zou begrijpen, je zelf in staat zou zijn om je klacht te keren. Voor Mats voelde dat bijna als extra falen, want hij begreep het verhaal heus wel, maar bleef overgeven. Achteraf denk ik; dat verhaal miste een gevoelsmatig stuk.

Niettemin  was het de medisch psychologe die met een training voor jongeren met onbegrepen klachten kwam. Gewoonlijk moest de aanmelding daarvoor plaats vinden via school, maar school wilde hier niet aan meewerken. Dat bleek een geldkwestie; zij hadden ergens anders ‘zorg’ ingekocht en daar moest Mats het maar mee doen. Ik zag juist heel veel in zo’n lotgenoten groep en gelukkig is het toen buiten school om uiteindelijk toch rondgekomen.

We did it!

Toen Mats na twee ziekenhuisopnames waarin niets duidelijk was geworden, murw thuis kwam te zitten, veegde ik mijn agenda voor hem leeg en dacht: ‘Wat heeft deze situatie nodig?’ Want je leven staat op zijn kop en dat kan je maar beter snel accepteren. Ik vroeg mij af: ‘Wat als ik geen beperkingen in tijd, geld en verantwoordelijkheden zou hebben, wat zou ik dan doen?’ Ik kwam uit op een wereldreis. Oké, een wereldreis kon niet, maar wat kon er wel? Toen bedacht ik dat Mats ooit had gezegd dat hij Santiago de Compostella wilde lopen. Nou, daar herinnerde hij zich niets meer van!

Tijdens het lopen hield ik mij niet meer bezig met wanneer hij at en hoeveel hij at. Ik liet hem veel meer los. Een groot deel van de tijd heeft hij ook met oortjes in voor mij uitgelopen. We kwamen beide tot rust en konden weer ‘gewoon’ met elkaar praten, zonder dat het uitmonden in ruzie.

‘Ik veegde mijn agenda voor hem leeg en dacht: ‘Wat heeft deze situatie nodig?’

Alleen toen ik tijdens de reis begon over het intake gesprek voor de training van jongeren met onbegrepen klachten werd hij boos. Hij had het gevoel dat hij van mij perse die training moest gaan doen. Dat vond hij verschrikkelijk. Ik stelde voor om in ieder geval naar het intake gesprek te gaan en van daaruit verder te kijken. Het gevolg is wel, dat nu die training zo goed heeft uitgepakt, Mats veel meer vertrouwen heeft in de dingen die ik zeg. Hij luistert meer naar mij. Maar ik luister ook zeker meer naar hem!

Ik was erg onder de indruk van het gesprek met de trainster. Ze begon dat gesprek zonder oordeel, zonder aanname, niks. Dat vond ik zo knap! Het was warm en neutraal. Ik dacht: ‘Wat als ik Mats nou ook eens zo ga benaderen? Aardiger, liever, met meer interesse voor zijn gevoel?’ Ik besefte dat ik een beetje hard was geworden.

Dus in plaats van te zeggen: ‘Hang je nou alweer op die bank?!’, zei ik: ‘Hé, hoe voel jij je?’ En als ik merkte dat Mats dichtsloeg, ging ik bij mijzelf te rade: ‘Wat heb ik nou gezegd?’ Dan kwam ik er bijvoorbeeld op dat ik begonnen was met een advies. Ik ging dan terug naar Mats en zei: ‘Mats, ik begrijp waarom je niks zei. Ik begon weer met een advies. Zullen we het nog een keer proberen?’ Het was heel kritisch durven kijken naar mijzelf.

Zo zag ik meer dingen. Ik begon bijvoorbeeld in gesprek met Mats over mijzelf in plaats van dat ik hem iets vroeg. Het klinkt simpel, maar ik ben niet opgevoed met vragen als: ‘Hoe voel je je? Vertel er eens meer over?’ Het was een stukje emotionele ontwikkeling, zo ervoer ik dat. Mats begon ook duidelijker zijn grenzen aan te geven. En als hij ‘nee’ zei, stopte ik ook, terwijl ik eerder altijd een beetje door bleef duwen. Ik hoor zijn ‘nee’ veel beter.

‘Het was heel kritisch durven kijken naar mijzelf’

Boodschap van Uwanami voor zorgverleners:

Klik om haar advies te lezen >

Boodschap van Uwanami voor zorgverleners:

Klik om haar advies te lezen >

Ik zie het ook als hij ‘vluchtgedrag’ vertoont. Zoals laatst toen hij heel lang op zijn telefoon zat, terwijl hij had gezegd: ‘Ik ga dit en dat leren.’ Op een gegeven moment zei ik toen: ‘Mats, ik wil dat je je telefoon nu weglegt en gewoon gaat leren.’ Naderhand bedankte hij mij daarvoor, want het was precies geweest wat hij op dat moment nodig had.

Zo zit er een hele dunne lijn tussen wanneer ik het van hem overneem en wat ik hem zelf laat doen. Vroeger nam ik het veel sneller van hem over. Dan dacht ik, ik ben je moeder, dus jij moet naar mij luisteren.

Onze relatie is gelijkwaardiger geworden. We zijn opener en eerlijker naar elkaar toe en aardiger. In die zin is de hele geschiedenis ook een hele waardevolle les voor mij geweest.

De omslag dat het niet medisch was, ben ik als het ware nog steeds aan het maken. Pas aan het begin van dit schooljaar, toen Mats weer naar school ging en zei dat hij niet meer ging overgeven, dacht ik, hé, kan dat dan?! Kan jij dat zomaar besluiten?

En er zijn best momenten geweest dat het zwaar was op school. Dat hij voelde dat de spanning weer opliep. Maar nu sprak hij daarover. Dat vond ik zo knap. Het gaat heel goed op school en het overgeven is inderdaad gestopt!

Mats neemt meer verantwoordelijkheid, luistert beter naar zijn lichaam, praat meer over wat er in hem omgaat, zegt duidelijker ‘nee’, maar is ook knuffeliger geworden. Hij kan echt voor een knuffel naar mij toe komen. Af en toe knalt het heus nog wel eens tussen ons, maar ik kan alleen maar zeggen; als dit het puberleven is, dan hebben we samen een hele goede modus gevonden!

Wat zegt de zorgprofessional?

Spuugziek van school

Achter de symptomen van Mats, het overgeven, gaan emoties schuil. Het is lastig om bij zorgelijke symptomen in te zoemen op de emoties en behoeftes die daaronder liggen. Dit in zoemen is essentieel voor een open gesprek, waarbij je zonder oordeel echt contact maakt met de jongere. Durf je je als ouder of hulpverlener kwetsbaar op te stellen? Als dit lukt ontstaan er nieuwe mogelijkheden en kan je vanuit een ruimer perspectief kijken en handelen.

Deel het verhaal van

Uwanami

Boodschap voor zorgverleners:

Door de medisch psychologe werd in het ziekenhuis tegen Mats gezegd: ‘Leer er maar mee leven.’ Ik begrijp achteraf wat ze ermee bedoelde, maar op dat moment is het zo’n verrot vervelende boodschap! Voor Mats was het ook zo van: ‘Hoe dan?! Wat voor leven heb ik dan?!’ Die zin, zo verschrikkelijk, die mogen ze uit hun vocabulaire schrappen.

Uwanami